NOORDOOSTPOLDER - Op de afwisselende demonstratiebijeenkomst van het project ‘Verbetering bodem- en waterkwaliteit in de Noordoostpolder’ in Creil op 3 november 2021 werd nog eens benadrukt dat een integrale aanpak van bodem en water nodig is. Niet alleen op het boerenbedrijf, maar ook in de samenwerking tussen agrarische ondernemers, waterschap, provincie en brancheorganisaties. Om de bodem- en waterkwaliteit te verbeteren, is een goed doordachte combinatie van de juiste grondbewerking, diepwortelende gewassen, spuittechnieken en emissiebeperkende maatregelen enorm belangrijk. Akkerbouwers, bollentelers, studenten en bestuurders gingen met elkaar in gesprek en zagen de praktijk van zo’n integrale aanpak tijdens de rondleiding langs verschillende demo’s.

De integrale aanpak doe je samen!

Projectdeelnemers Frans Reijrink (akkerbouwer en bollenteler) en Nico Gebbink (akkerbouwer), gedeputeerde Cora Smelik (Provincie Flevoland), heemraad Piet Boer (Waterschap Zuiderzeeland), Arnold Michielsen (LTO Noord) en Jeroen Schutte (KAVB) gingen met elkaar in gesprek over de activiteiten en acties in het project. Het gesprek straalde vooral de actiegerichtheid uit van de telers én de samenwerking. Cora Smelik: 'In Flevoland moeten we onze bodem, water en agrariërs koesteren en de toekomst hiervan veilig stellen'. Piet Boer vult aan dat met elkaar gezorgd moet worden voor verbetering van de bodem- en waterkwaliteit. Ook is het belangrijk dat er een olievlekwerking van kennis en ervaringen ontstaat vanuit het project naar andere telers in Flevoland. Nico Gebbink is deelnemer vanaf het eerste moment: "Het is mooi om de knelpunten met elkaar aan te pakken en de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Soms willen we te snel, maar we zijn uiteindelijk verder gekomen dan we van tevoren hadden gedacht". Kijkend naar de toekomst is het meebewegen met de ontwikkelingen en blijven verbeteren volgens de deelnemers aan het project belangrijk. Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is tijd krijgen van de overheid om de veranderingen door te voeren. Effecten van bijvoorbeeld bodemmaatregelen zijn op langere termijn zichtbaar. Ook moeten we niet uit het oog verliezen wat er al gebeurt op de erven en percelen om de bodem- en waterkwaliteit te verbeteren.

Bodemkwaliteit verbeteren: een kwestie van de juiste grondbewerking en gewassen
De bodemkwaliteit verbetert door bewuste keuzes te maken bij grondbewerking en al in het bouwplan rekening te houden met de beworteling van gewassen en bodemziekten. Zo is verdichting van de bodem een belangrijk knelpunt in Flevoland. Niek Vedelaar (Delphy) maakte bezoekers bewust van het belang van een integrale bodemstrategie. Het op een juiste manier lostrekken van de grond na de oogst van een gewas zorgt ervoor dat het vervolggewas beter wortelt en groeit. De getoonde machines, Combimaster 300 van Vegniek en de Kvick-Finn van importeur Agri Bio-Solutions, zijn voorbeelden van keuzes die een teler kan maken om de grond te bewerken. Wie daarnaast ook nog kiest voor een diepwortelend gewas of groenbemester, legt de basis voor een goede bodemstructuur. Bodemdeskundige Anna Zwijnenburg (Van Tafel naar Kavel) lichtte dit verder toe: “Een diepe grondbewerking moet altijd samengaan met een diepwortelend gewas om de bodemstructuur te verbeteren.” Om te weten wat past in de integrale bodemstrategie op eigen land, is het belangrijk de eigen bodem te (leren) kennen. Zij dook daarom een profielkuil in met de deelnemers. Volgens haar kan iedere teler/akkerbouwer met behulp van een profielkuil inzicht krijgen in de toestand van zijn eigen bodem. Met begeleiding van een bodemdeskundige kan een teler leren om de eigen bodem te beoordelen en krijgt hiermee handelingsperspectief voor zijn eigen bedrijfsvoering.

Perceelemissie verminderen met spuittechnieken
De effectiviteit van bespuitingen wordt steeds belangrijker, de ziektedruk blijft een uitdaging en tegelijkertijd wil je als teler, als het kan, graag op de kosten en milieubelasting van middelen besparen. Een jaar als 2021, waarin veel ziekten zoals Phytophthora in aardappelen en valse meeldauw in uien, een uitdaging vormden, laat zien dat innovatie op het gebied van spuittechnieken belangrijk is om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Spuittechnieken met een verlaagde spuitboom, luchtondersteuning en plaatsspecifiek spuiten zijn technieken die een hoge driftreductie realiseren en waarmee de teler een effectieve bespuiting kan uitvoeren. Ook kan de teler hiermee besparen op gewasbeschermingsmiddelen. Op de demo bekeken bezoekers deze technieken bij twee verschillende veldspuiten: de Agrifac Condor zelfrijder en de getrokken Amazone UX. De gedemonstreerde machines laten zien dat plaatsspecifiek spuiten steeds meer tot de mogelijkheden behoort.

Erfemissie in de praktijk
Naast emissie op het perceel, kan ook emissie op het erf voorkomen worden. In het project is veel ervaring opgedaan met de aanleg van wasplaatsen met zuiveringssystemen. Iedere teler maakt daarbij zijn eigen afwegingen welke wasplaats met zuiveringssysteem het beste op zijn bedrijf past. Dit is vaak maatwerk op elk bedrijf. Overweeg om de wasplaats overdekt te maken en gebruik deze plaats ook voor het vullen en het stallen van de veldspuit. Een (overdekte) wasplaats kan ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals de opslag van kisten (fust) en het aftanken van machines met diesel. Tijdens de demobijeenkomst lichtte projectleider Yvonne Gooijer (CLM Onderzoek en Advies) de ervaringen van de telers in het gebied toe: “De kennis en ervaringen opgedaan in dit gebied hebben een olievlekwerking. Telers uit andere gebieden komen kijken, aannemers nemen de opgedane kennis mee naar andere klanten en ook door filmpjes van de bedrijven wordt de kennis verspreid.”

Achtergrond
Het project ‘Verbetering bodem- en waterkwaliteit in het noordwesten van de Noordoostpolder’ wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland, Provincie Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland. Het project is onderdeel van het programma Actieplan Bodem & Water Flevoland en wordt uitgevoerd door CLM Onderzoek en Advies, Delphy, KAVB, Flevolands Agrarisch Collectief en Coen ter Berg Advies.